HAASSEN, HELLA - OEROEG begrippen uit het koloniale discours toegepast op de roman van Hella Haasse

Essay by myrteUniversity, Bachelor'sB+, September 2008

download word file, 11 pages 1.0

Downloaded 3319 times

BHABHA EN OEROEG

- begrippen uit het koloniale discours toegepast op de roman van Hella Haasse -

INHOUSOPGAVE

paginanummer

1 Inleiding 3

2 Over Oeroeg 4

3 Bhabha's theorieën toegepast op Oeroeg 8

4 Conclusie 10

Bronvermelding 12

1 INLEIDING

In de roman Oeroeg vertelt Hella S. Haasse het verhaal van een vriendschap tussen een Nederlandse planterszoon en een zoon van een Indische ondergeschikte: Oeroeg. Het verhaal speelt zich voornamelijk af in Nederlands-Indie, vlak na de Tweede Wereldoorlog.

Het boek leent zich goed om de theorieën van poststructuralistische theoreticus Homi K. Bhabha (1949) op toe te passen. Bhabha's theorieën gaan onder andere over ambivalentie (ambivalence), nabootsen (mimicry) en hybriditeit (hybridity). Bhabha ziet de binaire opposities tussen de colonizer en de colonized als een gevolg van Westers imperialisme. Het probleem met 'de Ander' dat hieruit voortkomt bestaat uit het feit dat teveel beschaving de Ander minder Anders zal maken. De oplossing voor dit probleem is het breken van de opposities.

Dit kan door het creëren van alternatieve Third Spaces.

Het boek Oeroeg kent verschillende thema's, waarvan de belangrijkste ongetwijfeld vriendschap en de cultuurverschillen zijn. In het derde hoofdstuk zal ik de begrippen hybridity, mimicry en ambivalence toepassen op het boek van Hella Haasse.

2 OVER OEROEG

'Oeroeg was mijn vriend.'� Zo begint het boek van Hella Haase dat als ik-verteller de Nederlandse planterszoon heeft. Bedoeld wordt: Oeroeg was - ondanks dat hij Indiër en dus ondergeschikt was - mijn vriend. Maar Oeroegs anders-zijn speelt een kleine rol in de jeugd van de twee jongens. Het wordt opgemerkt, maar veroorzaakt geen problemen tussen de twee. Het is pas later dat de koloniale verhoudingen op scherp worden gezet.

De hybriditeit wordt niet alleen door Oeroeg vertegenwoordigt, maar net zo goed door de hoofdpersoon:

Zelfs in die vervallen desawoning, op een modderig stuk erf, voelde ik mij meer op mijn gemak dan in de holle, schemerdonkere kamers van ons huis. Als ik, na afloop van zo'n bezoek, met Oeroeg de steenachtige weg naar de onderneming afdaalde, scheen het me toe, als had ik afscheid genomen van mijn eigen familie.

(blz. 25)�

Allebei zijn de jongens een mix tussen twee culturen; Oeroeg neemt elementen van de Hollandse cultuur over, de hoofdpersoon elementen van de Indische cultuur. Sterker nog; de hoofdpersoon voelt zich meer Indisch dan Nederlands. Zijn afkeer van de Nederlandse cultuur wordt nog eens versterkt door de slechte band die hij met zijn ouders heeft. Zij hebben nauwelijks aandacht voor hem; zijn moeder is depressief en kan haar draai niet vinden in het nieuwe land, zijn vader heeft geen talent voor het omgaan met kinderen: 'Zo leefden wij naast elkaar, als wezens die verschillende talen spraken.' (blz. 35)�. De vader van de hoofdpersoon stoort zich aan het feit dat zijn zoon 'verindischt' en wil hem terug naar Holland, naar de HBS sturen. 'Oeroeg gaat aan het werk, als hij van school komt, en jij moet verder leren', houdt hij zijn zoon voor.

'Je kunt dat toch begrijpen jongen. Jij bent een Europeaan.' Ik dacht erover na, maar de belangrijkheid van dit laatste feit , dat ik een Europeaan was, kon niet tot mij doordringen.

(blz. 36)�

Het komt nooit in de hoofdpersoon op te twijfelen aan een volkomenheid van rechten, waar het Oeroeg en hemzelf betreft. Hoewel hij zich - af en toe- ten opzichte van de huisjongen, de baboe en de tuinman wel bewust is van het verschil in ras en rang, is Oeroegs bestaan zo met het zijne vergroeid dat hij ten aanzien van hem dit onderscheid niet voelt. Pas op een verjaardagfeestje waar de hoofdpersoon - gedwongen door zijn vader - een paar Nederlandse jongens uitnodigt wordt hij zich voor het eerst ten volle bewust dat Oeroeg in de ogen van anderen een 'inlander' was. Een desajongen, de zoon van een ondergeschikte van de onderneming.

Samen worden Oeroeg en de hoofdpersoon volwassen en langzaam verdwijnt hun vermogen om de reële wereld als een wereld van wonderen te zien. De hoofdpersoon vertrekt naar de HBS in Batavia; Oeroeg gaat in dezelfde stad naar de MULO. Oeroeg draagt zijn topi (zwarte pet) inmiddels niet meer, en draagt nu een wit poloshirt en linnen schoenen.

De Europese kleding en zijn modieus geknipt, dik haar, ontnamen hem tot op zekere hoogte de ingetogenheid, de typisch inheemse reserve, die mij altijd een deel van hemzelf geleken had.

(..)

Hij had zich, zoals ik niet zonder ergernis opmerkte, de manier van doen en de spraak aangewend van de halfbloedjongens.

(blz. 52)�

In zijn middelbare schooltijd heeft de hoofdpersoon minder contact met zijn jeugdvriend. In de MULO-jaren verliest Oeroeg volledig de kenmerken die hem eerder nog tot een desajongen gestempeld hadden. Hij doet zijn uiterste best om alles ongedaan te maken wat aan zijn verleden herinneren kan. Hij spreekt alleen Hollands, zijn kleding is opvallend westers en toespelingen op zijn kindertijd negeert hij het liefst. Hij doet zijn best om voor een halfbloed door te gaan, hoewel hij voor deze bevolkingsgroep altijd een aan afkeer grenzende minachting had gevoeld. Maar zijn verlangen om zich met de Europese wereld te identificeren is zo groot, dat hij zelfs deze concessie schijnt te kunnen doen.

Oeroeg komt - door de inspanningen van de (Hollandse) vrouw die voor hem zorgt - terecht op het internaat van de hoofdpersoon en verblijft daar tijdens zijn hele MULO-tijd. Op het internaat trekken de jongens weer met elkaar op, maar het anders-zijn van Oeroeg, het subtiele verschil in gedrag en geaardheid, schept afstand met de andere jongens. Oeroeg wordt stil. Het handhaven van een gelijkwaardigheidsbesef had hem op de MULO geen moeite gekost, maar nu, op het internaat, wel. 'Kleding noch houding konden hem maken tot wat hij schijnen wilde: een van ons.' (blz. 61)�.

In deze tijd komen de jongens steeds verder van elkaar af te staan. Langzaam verwatert het contact tussen de twee. Soms keert de hoofdpersoon nog terug naar zijn vroegere woonplaats, maar tegelijkertijd met zijn groter worden, zijn volwassenheid, zijn ook de verhoudingen tussen hem en de familie van Oeroeg scheefgetrokken.

Sidris scheen beangst om mij bij mijn voornaam aan te spreken, zoals ze vroeger gewend was. Zij vond mij te groot, te groot om neer te hurken op de mat in haar voorgalerij. Uit een binnenvertrekje werd een wat wrakke stoel gehaald, en daar zat ik op, hoog uitstekend boven Sidris en haar huisgenoten. Een afschuwelijk onbehaaglijk gevoel beving mij. Sidis sprak mij aan met taalvormen en uitdrukkingen die, in het Soendanees, een ondergeschikte tegenover een hooggeplaatste gebruikte. Het liefste had ik hetzelfde tegenover haar gedaan maar ik durfde niet, uit angst dat zij mij van spot zou verdenken.'

(blz. 63)�

Oeroeg heeft inmiddels de hoogste klas van de MULO met goed gevolg doorlopen en vertrekt -samen met zijn verzorgster Lida - naar Soerabaja. Wanneer de hoofdpersoon de HBS heeft afgerond gaat hij daar naartoe om afscheid te nemen van zijn jeugdvriend.

Het scheen me een ogenblik dat ik hem niet kende. De beweeglijke jongen met zijn Amerikaanse linnen schoenen en wat opzichtige poloshirt, met zijn braniemanieren en zijn snelle, zijdelingse blikken, waarin zowel verlegenheid als heimelijke spot kon schuilen, had plaats gemaakt voor deze ernstige jonge inlander, volwassener dan ik het was, en vervuld van een nieuw en ditmaal volkomen harmonisch bewustzijn.

(blz. 67)�

De hoofdpersoon heeft moeite een houding te vinden tegenover deze nieuwe Oeroeg. Het lukt hem niet de vertrouwelijke toon van vroegere jaren terug te vinden. Oeroeg - en de Hollandse Lida met hem - zijn (terug) verindischt en stoten het Hollandse zoveel mogelijk af. Opeens is de hoofdpersoon voor hen een symbool, de personificatie van iets waartegen zij zich met inzet van hun hele persoonlijkheid gekeerd hebben.

'Wat bedoel je?' vroeg ik aan Oeroeg. 'Dat ik mijn hand niet wil ophouden bij het Nederlandse gouvernement,' antwoordde hij effen. 'Ik heb jullie hulp niet nodig.' - 'Jullie?' zei ik, terwijl het bloed me naar het hoofd steeg, want nu drong de betekenis van zijn woorden tot mij door. 'Je houdt wel je hand op bij Lida.' - 'Lida denkt zoals wij,' zei Oeroeg trots.

(blz. 69)�

Opeens moet de hoofdpersoon zich een verdedigende houding aanmeten omdat hij niet thuis is in de discussie. Hij weet weinig of niets van de nationalistische stromingen, van de wilde scholen, van het gistingsproces dat zich in bepaalde lagen van de inlandse maatschappij voltrekt. Oeroeg blijkt in het nieuwe milieu van progressieve studenten tot een redenaar uitgegroeid te zijn.

'De desa-man, het gewone volk, is met opzet stom gehouden', zei hij fel, terwijl hij mij, over de tafel leunend, strak aankeek. 'Jullie hadden er belang bij om de mensen te beletten zich te ontwikkelen. Maar dat is nu voorbij.'

(blz. 70)�

De scheiding tussen Oeroegs wereld en die van de hoofdpersoon is nu definitief.

3 BHABHA'S THEORIEEN TOEGEPAST OP OEROEG

Hybriditeit

Hybriditeit bij Bhabha verwijst naar 'the creation of transcultural forms within the contact zone produced by colonization'�. De colonizer staat hierbij tegenover de colonized. De zogenaamde tussenzone, of 'in-between-space' kan voor een ontsnapping uit de benauwende binaire opposities zorgen. In het boek van Haasse zou je kunnen zeggen dat 'vriendschap' de functie van Third Space vervult. In de vriendschap tussen de hoofdpersoon en Oeroeg wordt een persoonlijke ruimte gecreëerd waarin verschillen in klasse en ras wegvallen. De buitenwereld bekritiseert deze Third Space; de familie van Oeroeg omdat ze willen dat hun zoon zich in zijn (Indische, ondergeschikte) lot schikt, de familie van de hoofdpersoon omdat ze bang zijn dat hun zoon verindischt en dat dit een slechte invloed op zijn toekomst zal hebben.

Hybriditeit wordt door beide jongens vertegenwoordigt. Op het begin door de hoofdpersoon, die zich meer thuis voelt in het simpele huis van Oeroegs familie dan in zijn eigen huis en zichzelf Indische gewoontes aanleert. Later staat Oeroeg symbool voor hybriditeit met zijn wens zich aan te passen, zich anders te kleden, om zo maar door te gaan voor een halfbloed. Hij heeft een groot verlangen naar de Europese wereld, in tegenstelling tot de hoofdpersoon die Indonesië voelt als zijn thuis en er niets voor voelt om te gaan studeren in dat verre Holland dat hij slechts uit verhalen van zijn vader kent.

Ambivalentie

Ambivalentie wordt bij Bhabha beschreven als de complexe mix van aantrekken en afstoten dat de relatie tussen colonizer en colonized kenmerkt. De ambivalentie karakteriseert de manier waarop het koloniale discours verband houdt met het colonized subject omdat het tegelijkertijd misbruik maakt en 'beschaaft'.

Oeroeg mag naar de MULO, maar niet naar de HBS; het discours wil nooit dat de gekoloniseerde subjecten exacte replica's van de colonizers zijn. Het is daarom gedwongen ambivalent te zijn. Mensen definiëren hun eigen identiteit tenslotte met behulp van de Ander. Als die Ander teveel op ons gaat lijken verliest men grip op de eigen identiteit. Dit zou te bedreigend zijn. Net als hybriditeit zorgt ambivalentie ervoor dat de macht van autoriteit gedecentraliseerd wordt. Ook de autoriteit wordt 'gehybridiseerd' als het te maken krijgt, en verandert wordt door andere culturen.

Het probleem van deze ambivalentie in het koloniale discours wordt duidelijk in Haasse's boek wanneer Oeroeg, nadat hij de MULO heeft afgerond, zich tegen het Hollandse systeem keert. Datzelfde systeem dat hem ooit kennis (= macht) aanreikte zorgt er nu voor dat Oeroeg zich kan verzetten. Het koloniale systeem had volgzame subjecten willen creëren, maar in plaats daarvan heeft het ambivalente subjecten gecreëerd wiens nabootsing nooit ver weg is van bespotting. Of zoals Bhabha zegt: 'Because the colonial relationship is always ambivalent, it generates the seeds of its own destruction'�. Deze ambivalentie zal uiteindelijk zorgen voor een verstoring van de autoriteit in de koloniale samenleving.

Nabootsing

Als het koloniale discours de colonized subject aanmoedigt om de colonizer na te bootsen is het resultaat een vage kopie van de colonizer die behoorlijk bedreigend kan zijn. Nabootsing is zo bezien gelijkenis en bedreiging tegelijk en onthult zo de beperkingen van autoriteit in het koloniale discours. Nabootsing en bespotting liggen namelijk gevaarlijk dicht bij elkaar. Bij Bhabha is nabootsing 'the process by which the colonized subject is reproduced as 'almost the same, but not quite''�.

Als Oeroeg zich het gedrag en uiterlijk van een halfbloed aanmeet is de hoofdpersoon geschokt: 'Met het afleggen van de topi scheen hij iets karakteristieks verloren te hebben.' (blz. 52)�. Maar niet zozeer voor de hoofdpersoon als meer voor de Hollanders in Nederlands-Indie in het algemeen (vertegenwoordigd door de vader van de hoofdpersoon) waren 'inlanders' die zich het Hollandse teveel eigen maakte beangstigend. Teveel 'beschaving' maakte de Indiër namelijk minder Anders, en een vervaging van culturen en identiteit maakte de opposities die tussen de twee groepen en culturen bestonden minder groot. Hiermee kwam de eerdere hiërarchie in gevaar.

4 CONCLUSIE

Bij het toepassen van de theorieën van Homi K. Bhabha op Oeroeg wordt duidelijk hoe ambivalent de relatie tussen colonizer en colonized is. De beide karakters - de hoofdpersoon en Oeroeg - staan symbool voor de hybriditeit van een koloniale samenleving.

In het begin van het boek bestaat de wens van de hoofdpersoon eruit om Indisch te worden; hij spreekt Soendanees, heeft een inlander als vriend en heeft zich allerlei Indische gewoonten aangeleerd. Zijn wens om Anders te zijn bestaat vooral uit de drang zich af te zetten tegen zijn Hollandse familie die híj als Anders beschouwt; koud, gesloten en niet in staat tot enige aanpassing. Later - als hij beseft dat zijn Anders-zijn (in de ogen van de Indiërs) hem meer mogelijkheden in de toekomst biedt - verandert zijn houding ten opzichte van Holland en zijn eigen familie.

Oeroeg legt een soort van omgekeerde weg af. Het besef dat hij Anders (in de ogen van de Hollanders) is komt pas als zijn beste vriend naar school mag. Van Oeroeg wordt verwacht dat hij gaat werken; een toekomstige studie is niet voor inlanders weggelegd. De drang om een Ander (Westers) te zijn uit zich in het feit dat hij 'blank' wil zijn, zich bij het Westen wil voegen. Hierdoor doet hij zich anders voor dan hij is; hij meet zich zelfs de manieren van een halfbloed aan, een groep tegenover wie hij altijd een hartgrondige haat heeft gekoesterd. Pas op het moment dat hij verder gaat studeren wordt hij zich bewust van zijn eigen gedrag en geeft hij het nabootsen op. Hij verandert (in de ogen van de hoofdpersoon) en gaat tegelijkertijd terug naar wie hij ooit was.

De duur van de Third Space in Oeroeg valt samen met die van de kindertijd. De vriendschap tussen de hoofdpersoon en Oeroeg creëert een ruimte waarin Anders-zijn geen rol speelt. Het besef van Oeroeg als de Ander komt voor de hoofdpersoon pas op het moment dat de buitenwereld zich ermee gaat bemoeien; op het moment dat hij naar school kan om verder te studeren en de vriendschap tussen hem en een inlander opeens beladen wordt.

Opvallend is het feit dat wanneer Oeroeg zijn best doet zijn Anders-zijn van zich af te schudden, of op zijn minst te vervagen, hij voor de hoofdpersoon juist zijn Anders-zijn benadrukt en zelfs versterkt. Maar wanneer Oeroeg weer minder Ander wordt en zogezegd terug gaat naar zijn roots, zijn de posities omgedraaid en verwordt de hoofdpersoon opeens tot de bedreigende Ander; Oeroeg en zijn familie laten hem merken dat zijn Anders-zijn onoverkomelijk is. Na zijn studie in Holland keert hij nog één keer terug naar zijn geboorteland; de terugkomst is teleurstellend. 'Ben ik voorgoed een vreemde in het land van mijn geboorte, op de grond vanwaar ik niet verplant wil zijn?' (blz. 77)� vraagt hij zich af. Het is pas dan dat hij de naïeve wens om geen Ander te willen zijn en geen Ander te willen creëren, opgeeft.

BRONVERMELDING

Artikels

Ashcroft, Bill, e.a. 'Hybridity'. In: Post-Colonial Studies: The Key Concepts, edited by Ashcroft, Bill e.a. London: Routledge, 2000.

Ashcroft, Bill, e.a. 'Mimicry'. In: Post-Colonial Studies: The Key Concepts, edited by Ashcroft, Bill e.a. London: Routledge, 2000.

Ashcroft, Bill, e.a. 'Ambivalence'. In: Post-Colonial Studies: The Key Concepts, edited by Ashcroft, Bill e.a. London: Routledge, 2000.

Bhabha, Homi K. 'Of Mimcry and Man: The Ambivalence of Colonial Discourse'. In: The Location of Culture. London: Routledge, 1994.

Boeken

Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� HYPERLINK "http://cf.hum.uva.nl/dsp/rr/kolonialisme2/sarah/oeroeg2.htm" �� INCLUDEPICTURE "http://cf.hum.uva.nl/dsp/rr/kolonialisme2/sarah/2.jpg" \* MERGEFORMATINET ����

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Bhabha, Homi K. 'Of Mimcry and Man: The Ambivalence of Colonial Discourse'. In: The Location of Culture. London: Routledge, 1994.

� Ashcroft, Bill, e.a. 'Ambivalence'. In: Post-Colonial Studies: The Key Concepts, edited by Ashcroft, Bill e.a. London: Routledge, 2000.

� Ashcroft, Bill, e.a. 'Mimicry'. In: Post-Colonial Studies: The Key Concepts, edited by Ashcroft, Bill e.a. London: Routledge, 2000.

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

� Haasse, Hella S. Oeroeg. Groningen: Wolters-Noordhoff, 2000 (eerste druk: 1948)

�PAGE � �PAGE �10�